In die grote stad Zaltbommel
{{rep | toon = G | maat = 2/4 | copy = 0 | status = 1 | taal = NL | land = NL | lyrics = GIn de grote stad ZaltCbommel, (bommel) D7Heerste grote watersGnood GEn zo menig arme Cdrommel, drommel D7Die niet zwemmen kon ging {{G}dood
G7En te midden van die Crommel, Amrommel D7Dreef de torenspits van GBi-ba-bommel En te G7midden van die Crommel, Amrommel D7Dreef de torenspits in ’t Grond.
Op een vlot van houten planken (planken) Zat een grote herdershond Zo erbarmelijk te janken (janken) Omdat hij zijn baas niet vond
Een matroos met houten benen (benen) In een rode zwembroek aan Zat als een klein kind te wenen (wenen) Want zijn schip dat was vergaan
’t was vreselijk te aanschouwen (schouwen) Hoe, ontdaan van haar korset, Een mevrouw uit Henegouwen (gouwen) Aan kwam drijven op haar vet
Op een vloer met nog wat planken (planken) Dreef de doopsgezinde school (school, school, school) Jongens hingen uit hun banken (banken) Lapten 't leren aan hun zool
In een Ford met lekke banden (banden) Zat een rijke kruidenier (nier, nier, nier) Tussen zijn verkleumde handen (handen) Klemde hij een heel vat bier
De twee zoontjes van de koster (koster) Zaten op het kerkedak (dak, dak, dak) Samen stekelbaars te vangen (vangen) In de kerkcollectezak
}}